Nói albinói, van regisseur Dagur Kári (2003)
Mooi verhaal over Noi, een 17jarige jongen, in een dorpje in IJsland, die liever dagdroomt over zijn reis naar een tropisch eiland te gaan met zijn platonische liefde, dan naar school gaat. Hij worstelt met zichzelf.
De toon wordt gezet als Noi wordt wakker gemaakt door oma. Ze schiet een jachtgeweer leeg uit het raam bij Noi's kamer. "Opstaan". Zijn Pa had ooit een droom, maar is nu taxichauffeur en alcolist in een dorp met slechts een paar straten. Zijn moeder is het gat ontvlucht, kennelijk. Dus Noi woont met oma. Overdag gaat hij langs school, kijken of er iets te doen is. Maar zijn directeur heeft genoeg van zijn gedrag en stuurt hem van school. De rest van de tijd doodt hij met bezoekjes aan het bezinestation waar zijn platonische liefde woont, de dochter van een tweedehandsboekwinkel. Ze vindt hem wel leuk, maar ook maakt hij haar bang.
Het is er ook ijskoud en de kleuren zijn grauw en kil. Noi probeert dit vaak te ontvluchten door naar zijn privé-plekje in een plek onder het huis te gaan en daar tuurt hij naar een viewmaster met plaatjes van tropische eilanden. Daar zou hij wel naar toe willen gaan!
De werkelijkheid is anders. Hij mag niet met zijn liefde omgaan, dus moet dit met de nodige improvisaties. Hij wil heel graag weg, maar ze wil niet mee. Iedereen in dit dorp houdt zich aan haar eigen normen en die botsen vaak met die van de albino puber, Noi. Om zijn plan kracht bij te zetten, wil hij de plaatselijke bank beroven. Maar ja, een bank beroven waar iedereen je kent...
Of Noi nu hoogbegaafd is of knettergek, dat komen we niet te weten. De film is melancholisch en dat wordt ondersteund door de muziek, maar tegelijkertijd is hij aandoenlijk en krijg je sympathie voor de jongen.
Sterk regiedebuut van deze regisseur! terug naar de vorige pagina